vrijdag 18 december 2015

De eik op het boerenerf

Eeuwen oude eik in Nonington, Kent


In dit artikel wil ik de eik beschrijven als onderdeel van het boerenerf en haar omgeving. Eik (Quercus) is een geslacht van loofbomen. Tot dit geslacht behoren zowel bladverliezende als altijd groenblijvende bomen. Wanneer in het Nederlands over de eik gesproken wordt, gaat het meestal over de Zomereik.

Verspreiding van de eik
Vanaf circa 400.000 jaar geleden groeiden in Nederland tijdens de interglacialen (= warmere perioden tussen ijstijden in) dichte eikenbossen. De zomereik was hierin een van de meest voorkomende boomsoorten. Zomereiken komen nog steeds in ons land voor. Ze kunnen groeien op uiteenlopende bodemsoorten, maar komen het best tot hun recht op voedselrijke, vochtige grond zonder veen. Ook de wintereik komt van nature voor in Nederland. Hij groeit van nature in het oosten van het land en met name op de drogere zandgronden. Met het komen en gaan van de verschillende koudere perioden in ons land verspreiden of verdwenen de eiken mee. Werd het kouder dan verdwenen zij hier en konden zij overleven in de warmere streken rondom de Middellandse Zee. Later heeft de mens in de verspreiding van deze soort ook een rol gespeeld.
Relatief jong eikenbos met rijke onderbegroeiing
Vanuit andere streken zijn onder andere de Amerikaanse eik (Q. rubra), Moeraseik (Q. palustris), Scharlaken eik (Q. coccinea), Hongaarse eik (Q. frainetto), Steeneik (Q. ilex) en Moseik (Q. cerris) ingevoerd. Zij zijn ingevoerd vanwege de houtproductie of vanwege hun sierwaarde. De Zomereik blijft qua ecologische potentie en vanwege de uitmuntende eigenschappen van het hout de belangrijkste van alle eiken in deze omgeving.

Mythologie en de Eik
De uitgestrekte eikenwouden van Europa bepaalden mee de levenswijze van prehistorische volkeren. Voor deze volkeren vormde de machtige eik een kanaal waarmee de kracht van de goden op de mensheid kon worden overgebracht. Dit werd tastbaar wanneer een eik na blikseminslag in brand vloog. Eiken symboliseren waardigheid, wijsheid en de verbinding tussen hemel en aarde.

De God van de Donder, verbonden aan de eik
De Heilige Eik nabij Den Hout

De Groene Man als archetype van de mannelijke energie van de aarde
De eik was voor veel volkeren een magische boom. De Griekse geschiedschrijver Tracitus schrijft dat de Germanen geen tempels kennen, alleen heilige wouden. Aan de voet van eiken spraken zij recht, brachten zij offers en begroeven zij hun doden.
Bij de Germanen was de eik aan de God Donar, zoon van oppergod Wodan, gewijd. Hij was de God van de donder, het onweer. Het is opvallend dat de bliksem vaker eiken treft dan andere bomen. Een verklaring hiervoor zou kunnen zijn dat eiken vaak op kruispunten van ondergrondse wateraders staan. Daarnaast bevat de eik vrij veel zetmeel (goede geleider), wortelt diep en heeft een ruwe bast. 
Het Heilige Vuur dat in eikenwouden brandde, mocht niet uitgaan. Vooral tijdens het Germaanse joelfeest (25 december tot 6 januari) speelde het een belangrijke rol. Dit feest was gewijd aan de zonnegod Frey, die het licht terugbracht.

De eik was de Heilige Boom van de Kelten. Iedere eikel was bezield door een fee en daardoor een geluksbrenger. Eens per jaar beklommen de Druïden, gekleed in witte gewaden, hun eiken, om met hun gouden sikkels de maretakken er uit te snijden. Takken die naar beneden vielen, werden in witte doeken opgevangen en onder het volk verdeeld. Een overblijfsel van dit oude gebruik is de mistletoe die rond kerstmis de huiskamers versieren. Maretak is het symbool voor eeuwig leven, de bes voor de zon. Bij de Kelten was de eik ook gewijd aan de dondergod, Taranis genaamd.

Voor de Grieken hoorde de eik bij Zeus, voor de Romeinen bij Jupiter. Ook bij de Hebreeën speelde de eik een belangrijke rol. In het eikenbosje in Sichem en bij Hebron hoorde Abraham de stem van Jahweh. Soul, zijn zonen en Deborah werden onder een eik begraven.

De theorie dat de eik voor onze voorouders een speciale boom was, verbonden met het bovennatuurlijke, werd in 1998 in Engeland bevestigd. Aan de noordelijke kust van Norfolk ontdekte men namelijk onder een wandelende zandplaat de stronk van een eik die met zijn wortels naar de hemel wees en omgeven was door een ovale formatie van 54 eikenstammen. Deze unieke vondst, wellicht overblijfselen van een tempel uit de vroege bronstijd is met de koolstofdateringsmethode geschat op een leeftijd van 4000 jaar - even oud als Stonehenge.

Gebruik van de eik op en rondom het erf
Boerenerven met eiken in het oosten van Nederland
Op en rondom het erf wordt de eik op verschillende manieren gebruikt. Naast de eigenschap als boom in de windsingels rondom het erf werd (en wordt) het hout gebruikt als stookhout, hout om mee te bouwen, de schors werd geoogst vanwege het looizuur en de eikels werden gebruikt als voedsel.

Rondom de weilanden werd het vee doormiddel van houtwallen binnen het weiland gehouden. Deze beplanting werd regelmatig gekapt. Enerzijds bleef de ‘natuurlijke afrastering’ hiermee ondoordringbaar en gesloten. Anderzijds werd het gekapte hout gebruikt als geriefhout of stookhout. In sommige gevallen bestonden deze houtwallen alleen uit eikenhakhout.

Al vanaf de middeleeuwen werd eikenhakhout geteeld. Dit hakhout werd om de 7 à 12 jaar in mei en juni, als de sapstroom het sterkst is, gekapt. De schors werd van de stammen losgeklopt en vervolgens afgeschild. Deze wijze van eekproductie hield in Nederland tot het begin van de twintigste eeuw stand. De gedroogde eikenbast (eek) werd vermalen op een eekmolen, ook wel schorsmolen of runmolen genoemd. Deze vermalen schors werd met water vermengd tussen de te looien huiden gestrooid.

Voordat graan zijn intrede deed in Europa werden de eikels als basis-ingrediënt gebruikt voor pap en brood. De bittere looizuren werden uit de eikels ‘gewassen’. Als varkensvoer hebben zij een langere periode dienst gedaan. Met de opkomst van de varkensteelt in Nederland zijn er veel eiken aangeplant. De eikels, gemengd met beukennoten, diende als voeding voor de varkens.

Eiken zijn eveneens gebruikt als natuurlijke bliksemafleider.

Eikenhout
Oude eik bepaald het beeld van de hoeve
Eikenhout wordt voor verschillende doeleinden gebruikt. In het algemeen is eikenhout sterk en hard, maar toch redelijk makkelijk te bewerken en af te werken. Niet alleen meubels, maar ook deuren, parket, kozijnen en trappen en ook schepen en sluisdeuren werden traditioneel van eikenhout gemaakt. Onder water dient het echter wel beschermd en geconserveerd te worden (paalwerk en jachtbouw).

'Donker eiken' is veelal geen aparte houtsoort maar ontstaat door een behandeling (met ammonia). Ook verkleurt het tot blauw daar waar het in contact komt met ijzer, door het aanwezige looizuur.

Al het eiken wordt geleverd door het geslacht eik (Quercus), maar de naam wordt ook wel gebruikt voor houtsoorten die in enig opzicht aan eiken doen denken. Voorbeelden zijn essen en iepen, maar die missen de mooie 'spiegel' die zo karakteristiek is voor eiken. Spiegels zijn de mergstralen voor het radiale transport van voeding en vocht bij de levende eik uiteraard.

Van de andere kant is het niet zo dat al het hout dat afkomstig is van een eik daarmee ook eikenhout is. Een bekende uitzondering is de steeneik. Deze levert heel ander, zeer hard en zwaar hout dat azijnhout genoemd wordt.

Ecologische waarde van de Eik

De eekhoorn zorgt voor de natuurlijke verspreiding van de eikels
De Zomereik kent de meeste ecologische relaties van de bomen in Nederland, is veelvormig en groeit in verschillende biotopen en bereikt een enorm volume. De Eik is een veelzijdige boom en daarom wordt hij op verschillende manieren toegepast. Van oorsprong is de eik een bosboom die op minstens drie manieren de titel van ‘Koning van het bos’’ verdient.

Zo zijn veel dieren direct of indirect afhankelijk van de eik. Honderden soorten insecten bestaan als sapzuiger en bladeter van de eik. Een belangrijk deel van de insectenetende vogels bestaat indirect weer van de eik. In de herfst zijn de eikels stapelvoedsel voor ondermeer zwijn, eekhoorn, gaai en houtduif. En dan zijn er nog de vele soorten schimmels en paddenstoelen die om en op de eik leven.

Het zwijn gebruikt de eikels als voedsel
Het tweede aspect is zijn hoofdrol in de opbouw van de bossen. Het derde punt draait om de grote erfelijke variatie binnen de soort. Daardoor is er een grote diversiteit in de uiterlijke vormen en kan de boom in een grote variatie aan biotopen leven.

Voor dit artikel is gebruik gemaakt van eigen ervaringen en verschillende bronnen zoals:
- www.wikiwand.nl
- www.bomeninfo.nl
- www.stemderbomen.nl
- www.wikipedia.nl

Geen opmerkingen:

Een reactie posten